zaterdag 29 oktober 2011

Robert Wijnberg ziet wel maar slaat plank mis

Rob Wijnberg schrijft in zijn column van 25 oktober j.l. ( http://www.nrcnext.nl/columnisten/2011/10/25/open-en-bloot-2/) dat de huidige crises (meervoud m.i.) twee oorzaken kent. Enerzijds de deregulering van de financiële sector, anderzijds de privatisering van het publieke domein.

Nu valt er veel af te dingen op deze analyse, doch de observatie dat de heren en vrouwen politici op EU niveau op krampachtige wijze het huidige systeem proberen te redden ten faveure van de banken is een juiste. Juist daarom plaats ik enkele kanttekeningen bij de twee oorzaken die Wijnberg noemt.

De deregulering van de financiële sector is een wijdverbreide en algemeen aangenomen mythe. Maar zij blijft een mythe. De deregulering waarover men spreekt is de herroeping van de zogenaamde Glass-Steagall Act. Dit betekende feitelijk dat de scheiding tussen investeringsbanken en deposit banken kwam te vervallen. De activiteiten van de investeringsbanken konden vanaf toen gevoed worden door middel van de spaar- en rekening courant tegoeden van de commerciële banken.
            De introductie van allerhande schimmige financiële producten zoals credit default swaps en mortgage-backed securities hebben echter weinig van doen met de herroeping van deze wet. Deze producten konden ontstaan ondanks een immense toename van regulering van de financiële sector, zowel in de vorm van duizenden pagina’s aan reguleringen en bemensing van toezichthouders. Regulering is hier zelfs het probleem omdat zij de zelfregulerende functie van de markt ondermijnt en zelfs buitenspel zet. Toezichthouders kunnen simpelweg nooit en te nimmer de complexe financiële markt reguleren omdat kennis ten aanzien van risico’s inherent verspreid is. Een vrije markt is zelfregulerend omdat de risico’s op verliezen liggen bij de investeerders en rekeninghouders van de banken. Wanneer er veel regulering is wordt een schijnveiligheid gecreëerd die investeerders en rekeninghouders lui maakt, en veilig. Want de overheid garandeert spaartegoeden tot 100.000 euro. Dus mocht een bank failliet gaan dan kan de rekeninghouder altijd rekenen op zijn 100.000.
            In de huidige tijd mogen banken echter niet failliet gaan. Ze worden gered door de overheid omdat ze ‘too big to fail’ (TBTF) zijn; eigenlijk zijn ze ‘too big to succeed’. TBTF is vooral een politieke term (geen economische of common sense term) omdat de overheid de bankensector nodig heeft. Zonder bankensector die vaart op de hefboomconstructie (voor elke euro in ‘kas’ mag een banken vijf tot tien keer en in sommige gevallen zelfs tot tientallen keren meer uitlenen of investeren/speculeren) kan de overheid niet oneindig schulden aangaan. Zo faciliteert de overheid een systeem van private gains (voor de banken) en public losses (voor het gepeupel). Sinds Long Term Capital Management (wiki het) is het een publiek geheim dat overheden en centrale banken altijd zullen bijspringen mocht een bank op omvalle staan.
De financiële crisis is ontstaan door een creatie van schijnveiligheid door regulering, door internaliseren van fraude door hefboombankieren. De huizenbubbel is hier een direct gevolg van. Speculatie en het ontstaan van frauduleuze financiële instrumenten zijn hier indirecte gevolgen van. De overheidsschuldencrisis is ontstaan doordat de banken niet mochten falen, omdat overheden en banken direct met elkaar gelinkt zijn. Ze kunnen niet zonder elkaar en houden elkaar graag in gijzeling. Als je kijkt naar de bemensing van zowel overheden als banken dan zie je al snel dat vele figuren in beide sectoren hun brood hebben ‘verdient’. Dat zie je trouwens in ook de reguleringsindustrie en de afdelingen van banken die aan compliance doen. Nog een aanvullend probleem van regulering XL. Hoe dan ook, door de financiële crisis zijn overheden namens haar belastingbetalers flink meer schulden aangegaan en hebben garanties afgegeven. De volgende stap in de crisis is wederom een politieke keuze. Of een serieuze herstructurering van de bankensector, waarbij vele faillissementen zullen plaatsvinden. Of de bailouts voortzetten totdat we te maken hebben met een valutacrisis waarbij hoge tot zeer hoge inflatie tot de mogelijkheden behoort (inflatie is niets meer of minder dan het intentioneel laten verwateren van de waarde van een valuta door het vergroten van het geldaanbod). In het inflatiescenario ligt de rekening ook bij de burger, die de waarde van zijn spaartegoeden, pensioentegoeden en salaris zal zien verwateren.

Het tweede punt van Wijnberg wijst geen oorzaak aan van de crisis maar illustreert de onhoudbaarheid van het toenmalige en huidige systeem van publieke diensten. Het duurzaam succesvol zijn van zo’n systeem is een onhoudbare wensdroom die te allen tijde zal uitdraaien op een grote teleurstelling. Hoewel niet mijn voorkeur, want inefficiënt en welvaartsverlagend, kan een overheid best een uit zijn voegen gebarsten verzorgingsstaat optuigen. Maar niet door middel van het aangaan van schulden voor de bekostiging. (Daarom werkt zo’n systeem in landen als Noorwegen en Zweden nog wel redelijk omdat deze landen veel grondstoffen hebben relatief aan het bevolkingsaantal; en daarom kan Chávez in Venezuela door nationaliseren van olie inefficiënt en low-quality zorg en onderwijs aanbieden maar wel gratis!) Ook is het fundamenteel onhoudbaar om de betalingen van een uitkeringssysteem te baseren op een continue toevloed van premiebetalers. In de normale mensenwereld heet zoiets een piramidespel en wordt gezien als fraude, crimineel en is het strafbaar. Bij de overheid heet zoiets social security, Medicare, Medicaid (VS) of AOW (NL).
            De privatiseringen zijn illustraties van het falende systeem waarin overheden denken dat ze allerhande diensten, die perfect door de markt kunnen worden aangeboden, efficiënt en effectief kunnen aanbieden. Dit is simpelweg een mythe, zie bijvoorbeeld het private pensioenstelsel in Chili. Dat is het beste en best renderende pensioenstelsel ter wereld. Niet het Nederlandse. De sociale producten en diensten die de overheid aanbiedt en waar we verplicht aan moeten bijdragen moeten ons het idee geven dat we de overheid nodig hebben. Het eerste sociale stelsel ter wereld, die van de Weimar Republiek had precies die achterliggende motivatie. Door toenemende welvaart en vrijheden van burgers dacht keizer Wilhelm dat de overheid wel eens overbodig en misbaar zou kunnen worden. Vandaar ook die mooie namen zoals sociale zekerheid (asociale onzekerheid), ministerie van defensie (ministerie van oorlog), onderwijs (on-derwijs). Mensen die door alle onvrijheden die de overheid hen aanbiedt gebruik wil maken van de sociale zekerheid wordt daar niet veel vrolijker van. Het ministerie van defensie voert vooral buitenlandse oorlogsmissies uit tegen landen die ons nooit hebben aangevallen. Waar is de tijd dat eenstanding army enkel de landsgrenzen verdedigde? En het onderwijs en de zorg worden enkel duurder bij dalende kwaliteit en moedigen overconsumptie aan. Iedereen betaalt wel voor iemand anders en andersom. Daarom kan een beweging als Occupy niet tot een eenduidig standpunt komen omdat dan al snel naar voren komt dat hier verschillende sociale groepen en generaties tegenover elkaar staan. Daarom wijzen zij slechts op de symptomen c.q. falend overheidsbeleid of komen zij tot clueless slogans als: wij gaan de crisis niet betalen. De oplossing is de realisatie dat deze groepen en generaties tegen elkaar worden uitgespeeld door hun overheid. Divide et impera. Ik zie momenteel nog niet hoe de Occupy beweging dit verdeel en heers systeem te boven kan komen. Sterker nog, ze is een illustratie van hoe goed dit systeem eigenlijk werkt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten